De African-American Flag, symbool van black pride, heeft Nederlandse wortels (2024)

Bij elk Black Lives Matter-protest in de Verenigde Staten zwaaien demonstranten met de vlag. Scholen in Afro-Amerikaanse gemeenschappen hangen hem uit op de vierde juli, de nationale Amerikaanse feestdag. In Black is King, de film waarmee zangeres Beyoncé anderhalf jaar geleden een veelbesproken ode bracht aan haar Afrikaanse roots, speelde een variant van de vlag een prominente rol. En je ziet de vlag regelmatig als speldje in revers en als dessin voor T-shirts en mondkapjes, slaapmaskers en sneakers, autostoelbekleding en wat niet al.

Voor een belangrijk deel van de circa 40 miljoen Afrikaanse-Amerikanen in de Verenigde Staten is de African-American Flag dan ook een alternatieve nationale vlag. De rood-groen-zwarte variant op de stars and stripes is voor hen een symbool voor een nieuw zelfbewustzijn, een teken van black pride.

Hoeveel Amerikanen zullen beseffen dat het gaat om zwarte trots met een wit en Hollands randje? De eerste vijf exemplaren van de vlag zijn ruim drie decennia geleden gemaakt in een vlaggenfabriek in Friesland. Dat gebeurde in opdracht van de Nederlandse kunstverzamelaar Jan Christiaan Braun. De vlag wapperde voor het eerst in het openbaar in Amsterdam. Samen met de ontwerper, de Amerikaanse kunstenaar David Hammons, hees Braun de vlag op een onbewolkte voorjaarsdag in 1990 voor een villa op Museumplein 4, pal tegenover het Amerikaanse consulaat in de hoofdstad.

De kleur groen staat voor het Afrikaanse land, rood voor bloed, zwart voor de huid

Op verzoek van Braun ontwierp Hammons de vlag. Hij wilde het patroon van de officiële Amerikaanse vlag uitgevoerd zien in de kleuren van de Black Liberation Flag. Dat is een activistische, uit 1920 daterende vlag in drie banen met de pan-Afrikaanse kleuren. Het groen in deze vlag, en dus ook in Hammons’ vlag, verbeeldt voor zwarte Amerikanen de natuurlijke rijkdom van het Afrikaanse land, het rood hun bloed en het zwart hun huidskleur.

Het is ook Braun die het National Museum of African American History and Culture in Washington onlangs een exemplaar van de African-American Flag heeft bezorgd, een van de vijf in Friesland gemaakte exemplaren. Tijdens de jaarlijkse Black History Month, die op 1 februari begint, zal het museum de aanwinst bekendmaken. Braun verkoopt de vlag aan het museum voor een fractie van de waarde. Deze gedeeltelijke schenking is een kostbaar cadeautje: twee andere exemplaren uit die oorspronkelijke editie brachten op veilingen de afgelopen jaren elk zo’n 2 miljoen dollar op.

Hammons’ vlag, een belangrijk symbool van zwarte trots, mocht volgens Braun niet ontbreken in de collectie van het belangrijkste Amerikaanse ‘black history museum’. Het nieuwe museum in Washington geeft niet alleen informatie over slavernij en de strijd om gerechtigheid, maar ook over de culturele bijdrage van de Afro-Amerikaanse gemeenschap en de successen die vele donkere Amerikanen behaalden.

De geschiedenis van de in Friesland geboren vlag begint met de vriendschap tussen Christiaan Braun (1940) en David Hammons (1943). Twee enigmatische mannen die zich al decennia niet meer laten interviewen.

Braun en Hammons

Hammons, een van de belangrijkste Amerikaanse kunstenaars, verleende de Nederlander de eretitel white negro. Dat schreef journalist John Jansen van Galen in 1990 in een grote reportage in weekblad HP. Samen met Braun trok Jansen van Galen door de zwarte New Yorkse wijken Harlem en de Bronx, op zoek naar Black Art.

Door zijn bijna op kroeshaar lijkende haardos stond Braun als scholier al te boek als „blanke neger”. Omdat hij zich het lot van minderheden zo aantrok, noemden studenten hem later naar verluidt ook „Soekarno” en „Fidel Castro”.

De African-American Flag, symbool van black pride, heeft Nederlandse wortels (1)

Begin jaren zeventig zat Braun een dag vast in een Zuid-Afrikaanse gevangenis. Met zijn zwarte chauffeur had hij een slegs vir blankes-supermarkt betreden. Daarmee had hij de aandacht getrokken van de geheime dienst. Toen Braun vervolgens foto’s maakte van de entree van de Pretoria Sentraal-gevangenis, tijdens de Apartheid berucht vanwege de wekelijkse executies van vooral zwarten, grepen de agenten in en arresteerden ze de Nederlander.

Braun, een oud-ondernemer die fortuin maakte met de introductie van fotografische zetmachines in de drukkerijwereld, is net als Hammons een mysterieuze en soms moeilijk te doorgronden persoonlijkheid. Soms laat Braun van zich horen via paginagrote advertenties in dagbladen. Zo maakte hij in 2014 met vier advertenties in onder meer NRC duidelijk dat de toezichthouders en de toen net aangetreden nieuwe directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam het zijns inziens niet zo nauw namen met de regels voor goed bestuur. Een vier jaar later gepubliceerd onderzoek naar de bestuurscultuur bij het museum maakte duidelijk dat de toezichthouders en bestuurders zich weinig van de publieke waarschuwingen hadden aangetrokken.

Braun is net als Hammons een mysterieuze en soms moeilijk te doorgronden persoonlijkheid

Braun is verzamelaar van moderne en hedendaagse kunst. Een jaar na de verkoop van zijn onderneming opende hij in 1987 op het Museumplein in Amsterdam een tentoonstellingsruimte voor werken op papier, Museum Overholland. Daar organiseerde hij exposities met tekeningen van internationale coryfeeën als Gerhard Richter, Roy Lichtenstein, Arnulf Rainer, Ellsworth Kelly, Paul Cézanne en Louise Bourgeois, presentaties die geprezen werden om hun originaliteit en intimiteit. Het museum trok zo’n vijftig- tot zestigduizend bezoekers per jaar, aanzienlijk meer dan verwacht.

Black USA

In het voorjaar van 1990 kwam Overholland met Black USA, een expositie die de geschiedenisboeken is ingegaan als een van de eerste museumtentoonstellingen ter wereld met alleen zwarte Amerikaanse kunstenaars. Die tentoonstelling viel vrijwel samen met een aantal historische gebeurtenissen. Op 1 januari 1990 was David Dinkins aangetreden als de eerste zwarte burgemeester van New York. En op 11 februari werd wereldwijd gevierd dat Nelson Mandela na 27 jaar gevangenschap zijn vrijheid herkreeg.

Het was geen zweverig idealisme dat Braun destijds dreef tot de Black USA-expositie. Dat blijkt uit de eerder genoemde reportage van John Jansen van Galen in HP. De oud-ondernemer en verzamelaar reisde regelmatig naar New York. Hoe kwam het toch dat hij daar in galeries nooit werk van zwarte kunstenaars zag? Die vraag maakte hem nieuwsgierig.

De African-American Flag, symbool van black pride, heeft Nederlandse wortels (2)

Van de circa vijfhonderd commerciële galeries die de stad destijds telde, werd er slechts één gedreven door een Afro-Amerikaan. Na weer een rondgang langs vele kunsthandels vroeg Braun aan een van de bekendste New Yorkse galeriehouders, een witte vrouw, wie haar beste zwarte kunstenaar was. Na het antwoord – „Christiaan, are you crazy? We don’t show animals here” – besloot Braun zelf op onderzoek uit te gaan.

Hij dook in 1988 de archieven in van The Schomburg Center for Black Culture, een kenniscentrum in Harlem, New York. Dat resulteerde in een eerste lijst met zwarte Amerikaanse kunstenaars. Daarmee benaderde hij een zwarte conservator bij het Metropolitan Museum, een vriendelijke vrouw die hem de weg wees naar andere interessante kunstenaars. Zoals David Hammons.

Hammons stond toen al te boek als een belangrijk kunstenaar. Een mysterieuze man die de straat als zijn domein beschouwde en weinig ophad met musea en galeries. Deze steriele expositieruimtes vindt hij te kil, te opgepoetst en vooral: te wit. Ze nodigen wat hem betreft ook niet uit tot echte kunstbeleving. „Ik denk dat kunst mensen in slaap sust”, zei Hammons in een van zijn spaarzame, geboekstaafde vraaggesprekken, uit het begin van zijn loopbaan. In musea en galeries zijn de bezoekers volgens de kunstenaar zo geconditioneerd op het kijken naar kunst, dat die nauwelijks nog betekenis voor hen heeft. De bezoekers kijken volgens Hammons vooral „naar elkaars kleren en kapsels”.

In musea en galeries zijn de bezoekers volgens Hammons zo geconditioneerd op het kijken naar kunst, dat die nauwelijks nog betekenis voor hen heeft

Hammons verrast liever nietsvermoedende voorbijgangers met straatkunst. Die maakt hij van afval: van lege flessen en afgekloven kippenbotjes, van afgeknipt kroeshaar en olifantenstront. Meer traditionele kunstenaarsmaterialen missen wat hem betreft „geestkracht”. Met afval, zei Hammons eens, heb je als kunstenaar „een tonnage aan menselijke geest in handen”.

Identiteit, en dan vooral zwarte identiteit, is het belangrijkste thema in Hammons’ kunst. Hij stelt onderwerpen als dakloosheid, werkloosheid en racisme aan de orde, en schuwt provocatie en macabere humor niet. Bijvoorbeeld door maskers met schoppen en spaden te maken, ontleent aan het scheldwoord voor zwarten: spades. En in de winter van 1983 bood hij, een zwarte man, op een rommelmarkt in New York een op grootte gesorteerd assortiment sneeuwballen te koop aan. Over deze Bliz-aard Ball Sale is twee jaar geleden een boek verschenen.

Een ander legendarisch kunstwerk van Hammons is een op blik geschilderd billboard van de zwarte presidentskandidaat Jesse Jackson, in 1988 geïnstalleerd bij een parkeerplaats in Washington. Hammons had Jackson, die zich dat jaar voor de tweede keer (vergeefs) kandideerde voor het Witte Huis, voorzien van blond haar en een blanke huid met daaronder in grote letters de tekst How ya like me now?

Het vier bij vijf meter grote kunstwerk stond nog niet overeind toen woedende zwarten het met een voorhamer te lijf gingen – het billboard beledigde hun politieke leider. Hammons wilde het beschadigde kunstwerk exposeren, inclusief de voorhamer. Het leek hem goed velen met deze kwestie te confronteren. Hij schonk de gedeukte Jackson daarom aan het Studio Museum in Harlem. Maar toen deze aan Afro-Amerikaanse kunst gewijde instelling treuzelde met het aanvaarden van zijn controversiële kunstwerk, trok Hammons zijn aanbod in. Ze waren daar geen haar beter, vond de kunstenaar, dan bij die witte musea in Manhattan.

Dakloze kunstenaar

Voor de tentoonstelling Black USA selecteerde Braun na vele atelierbezoeken acht kunstenaars. Onder hen Martin Puryear, de eerste zwarte kunstenaar die de Verenigde Staten op een grote tentoonstelling vertegenwoordigde (de Biënnale van São Paulo in 1989) en Nathaniel Hunter Jr, een dakloze kunstenaar. En dus ook David Hammons.

Lange tijd lukte het Braun niet met Hammons in contact te komen. Tot iemand hem vertelde dat hij als artist-in-residence verbleef in de American Academy in Rome. De Nederlandse museumdirecteur reisde naar Italië en sprak lang met de kunstenaar. Onder meer over de freejazz van Ornette Coleman, Thelonious Monk en Cecil Taylor, en over Sun Ra, de excentrieke Amerikaanse componist, pianist en bandleider die aandacht vroeg voor de Afro-Amerikaanse cultuur.

De twee mannen werden naar verluidt soul brothers en Braun wandelde niet lang daarna met Hammons door New York. Na een discussie over racisme nodigde de kunstenaar hem uit om samen een restaurant in Manhattan te bezoeken. Braun liep een paar passen achter Hammons en zag dat vrouwen, zodra ze de zwarte man zagen, hun tassen naar zich toe trokken – precies zoals Hammons had voorspeld.

De African-American Flag, symbool van black pride, heeft Nederlandse wortels (3)

Tijdens een lunch zei Braun tegen Hammons dat er nog iets ontbrak aan de tentoonstelling Black USA. Met een bevrijdingsteken voor de zwarte kunst wilde hij buiten het museum de aandacht vestigen op de expositie. Misschien iets voor aan de vlaggenmast bij het museum?

„Een Afro-Amerikaanse vlag?” vroeg Hammons. Toen Braun informeerde hoe die eruit zou zien, tekende Hammons op een servetje de Amerikaanse vlag. De sterren, gaf de kunstenaar aan, moesten zwart worden en de strepen rood en groen.

Braun reed met de schets naar Friesland, naar de Dokkumer Vlaggen Centrale (DVC). Een opdracht die het Friese familiebedrijf aanvankelijk weigerde omdat het een variant was op een nationale vlag – daar zijn regels voor, bevestigt het bedrijf desgevraagd. Pas toen Braun uitlegde dat het een kunstwerk betrof, gingen de vlaggenmakers schoorvoetend akkoord. Op één voorwaarde: géén rekening en 500 gulden contant te voldoen.

Er zijn foto’s die tonen hoe ‘terreinknecht’ Braun op vrijdag 6 april 1990 Hammons assisteert bij het hijsen van diens African-American Flag aan de mast voor Museum Overholland. Een provocatie die de overburen op het plein, de medewerkers van het Amerikaanse consulaat, niet ontging. De vlag wapperde nog maar net, of de Amerikaanse ambassade in Den Haag belde: „Wat is er in hemelsnaam gaande op het Museumplein in Amsterdam?”

Aan het einde van de middag, zo werd aangekondigd, zou de consul zelf poolshoogte komen nemen. Om vijf uur betrad een grote zwarte man het museum. Dat bleek de consul te zijn. Hij vroeg naar de directeur. Zoals wel vaker bemande Braun zelf de balie. „That’s me”, zei hij tegen de man. Tot verrassing van Braun knipoogde de consul, stak zijn duim omhoog, en verliet daarna zonder een woord te zeggen het pand.

Paviljoen voor Van Gogh

Black USA was de vijftiende tentoonstelling in Overholland. Direct daarna, op 30 juli 1990, sloot Braun de museumdeuren. Hij had het al tijden aan de stok met de gemeente Amsterdam. De bestuurders hadden hem beloofd geen „circusachtige” manifestaties meer te laten plaatsvinden voor de deur van zijn museum. Na weer twee luidruchtige en drukbezochte evenmenten op het Museumplein was voor Braun de maat vol toen het Van Goghmuseum toestemming kreeg een paviljoen te bouwen dat zes maanden zou staan om het honderdste sterfjaar van de kunstenaar te vieren. Een commerciële kermis, vond Braun, die een kort geding aanspande. Toen hij dat ten slotte won, was Museum Overholland al gesloten. Ook burgemeester Ed van Thijn slaagde er niet meer in Braun nog op andere gedachten te brengen.

Braun heeft het imago lastig en onhandelbaar te zijn, iemand die liever vecht dan overlegt. Het lijkt correcter hem onverzettelijk en compromisloos te noemen. Braun is buigzaam als beton, een afspraak is voor hem een afspraak. Diverse keren, niet alleen bij zijn museum, heeft hij de stekker uit door hem geïnitieerde projecten getrokken omdat partijen afspraken niet nakwamen. Het is voor Braun alles of niets.

Dat geldt ook voor de African-American Flag die Braun nu deels heeft gedoneerd aan het National Museum of African American History and Culture in Washington. Bijna vijf jaar geleden schonk Braun dit exemplaar aan het Museum of Contemporary Art Chicago. Een gift die hij in oktober 2017 aankondigde met een advertentie over twee pagina’s in The New York Times. Braun deed de vlag cadeau, stond in de advertentie, om acht jaar presidentschap van Barack Obama te markeren – driekwart jaar na de inauguratie van Donald Trump een provocerend statement. De African-American Flag, stond in de advertentie, was een kunstwerk „dat moeilijke vragen stelt over de Amerikaanse droom en de collectieve geschiedenis van het land”, het soort vragen dat president Obama volgens de schenker niet uit de weg was gegaan.

Braun had één voorwaarde verbonden aan zijn gift: het museum in Chicago zou van alles doen om de donatie en daarmee de boodschap van Hammons’ kunstwerk bij een groot publiek onder de aandacht te brengen. Toen het museum het overeengekomen communicatieplan aan zijn laars lapte, eiste Braun, tweeënhalve week na zijn advertentie in The New York Times, de vlag weer op. Alles of niets, net als bij zijn Museum Overholland.

Nieuwe waarheid

De bekende Zwitserse kunstenaar Thomas Hirschhorn stelde vijf jaar geleden al vast dat Hammons’ vlag veel meer is dan een kunstwerk alleen. „Het is een vlag voor een nieuwe natie, een vlag voor een nieuw inzicht [...] en een nieuwe waarheid. David Hammons schept een nieuwe waarheid – wat kan kunst nog meer doen?”

De vlag die Christiaan Braun nu heeft overgedragen aan het museum in Washington, was het laatste exemplaar in zijn bezit. Eerder, in 1997, doneerde de verzamelaar een exemplaar aan het Museum of Modern Art (MoMA) in New York, een instelling waar hij vele jaren een bestuursfunctie vervulde. Het MoMA heeft de groen-rood-zwarte vlag al vele malen geëxposeerd. Eind 2000 hing het exemplaar zelfs drie maanden naast Jasper Johns’ Flag (1955), het beroemde schilderij van de vrij precies geschilderde stars and stripes. Naar verluidt vervulde die opstelling Braun met diepe tevredenheid.

De verzamelaar zal vermoedelijk niet minder tevreden zijn over het tekstbordje dat de vlag krijgt in het museum in Washington. Daarop staat de bemoeienis van de Nederlander met de vlag duidelijk vermeld: „Gedeeltelijke gift van Jan Christiaan Braun, samensteller van de baanbrekende tentoonstelling Black USA, in 1990 in Amsterdam, waarvoor de African-American Flag werd gecreëerd.”

Een versie vandit artikelverscheen ook inNRC Handelsbladvan 29 januari 2022.

De  African-American Flag, symbool van  black pride, heeft Nederlandse wortels (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Roderick King

Last Updated:

Views: 6055

Rating: 4 / 5 (71 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Roderick King

Birthday: 1997-10-09

Address: 3782 Madge Knoll, East Dudley, MA 63913

Phone: +2521695290067

Job: Customer Sales Coordinator

Hobby: Gunsmithing, Embroidery, Parkour, Kitesurfing, Rock climbing, Sand art, Beekeeping

Introduction: My name is Roderick King, I am a cute, splendid, excited, perfect, gentle, funny, vivacious person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.